Reizen door gevaarlijk gebied (I)

Het is nu niet mogelijk om als toerist naar het noorden van de Sinaï te reizen, vanwege terroristische aanslagen die daar dagelijks plaatsvinden. Een aantal jaren geleden ging dat nog wel. Niet zonder zorgen, maar ’t kon. Ik reisde mee met mijn twee vrienden Hamdan en Halil. Hieronder: vertrek uit Yasmina naar El Arish 2012. (tag: el arish)
Yasmina 2012
Hamdan, Halil en ik zitten op het strand te roken, te drinken en te kletsen. De heren hebben ’t voornemen om over een paar dagen af te reizen naar het noorden van de Sinaï vanwege het jaarlijkse Offerfeest en daar hebben we ´t over. Wat ga ik doen als zij er niet zijn? Blijf ik alleen achter in Yasmina?
Of ga ik mee naar El Arish? We zijn er uren over bezig en worden steeds breedsprakiger en zijn het voortdurend met elkaar oneens. Eigenlijk willen ze niet dat ik alleen in Yasmina blijf, maar meegaan naar El Arish is ingewikkeld, want wat heb ik daar te zoeken? Ik twijfel aan alles, wil wel mee en wil niet mee. Daarbij jaagt alcohol de chaotische gespreksvoering behoorlijk op en wordt er die dag tot niets besloten. Maar we zijn gezellig met elkaar in de weer en daar gaat het om: Hamdan aan de stella, Halil aan de sakkara en ik aan de Egyptische wijn met de illustere naam Obelisk. Het is altijd Halil die als eerste afhaakt (sakkara is 10%) en de volgende dag niet meer weet waar ’t over ging. Geeft niets, we beginnen gewoon weer opnieuw.
Offerfeest
Het Offerfeest is te vergelijken met ons Kerstfeest. Familie en vrienden zoeken elkaar op, geven elkaar cadeautjes en delen de maaltijd. Het is het feest van naastenliefde en van vrede op aarde. Hamdan en Halil moeten dus naar hun familie in het noorden omdat hun aanwezigheid verplicht is.
Wanneer we het er voor de zoveelste keer over hebben, laat ik doorschemeren mee te willen naar El Arish. Hamdan probeert dit toch omslachtig uit m’n hoofd te praten: het is een nare stad, er is niets te doen, er is geen toerist te bekennen, het is aartsconservatief etc. En waar ga ik logeren? Een westerse vrouw alleen, dat is niets gedaan. ‘Maar is het er onveilig?’ vraag ik. Hamdan: ‘Neen, dat niet, maar veilig is het er ook niet en wij kunnen je niet steeds beschermen.’
Het maakt mijn nieuwsgierigheid alleen maar groter. Hun families, vrouwen, kinderen, ouders, neven, nichten wonen daar, zo erg kan het toch niet zijn. ‘Breng mij maar onder in een hotel, ik red me wel.’ zeg ik. En ik hoor ze denken of dit wel verstandig is.
Halil en Hamdan overleggen nu in het Arabisch en dan zegt Hamdan: ‘Oké, we go together, we find a place for you to stay. Inshallah.’
Nu dit eenmaal is besloten ontstaat er een uitgelaten stemming, alsof er een feestje op stapel staat. Halil draait de muziek in de auto op volle sterkte (Arabisch gejengel), bier en wijn doen inmiddels weer hun werk, want morgen gaan we pakken en in El Arish staan we de komende tijd droog. (wordt vervolgd)